De rechtbank van Gent oordeelt dat vastgoed in een familiebedrijf kan genieten van het verlaagd tarief van 3 procent in de erfbelasting.
Moet op vastgoed in een familiebedrijf de gebruikelijke erfbelasting betaald worden of geldt het gunstregime voor familiebedrijven? De rechtbank van eerste aanleg in Gent deed op 4 februari uitspraak in een geschil tussen de zoon van een overleden slager en de Vlaamse Belastingdienst. Daarover bericht Het Nieuwsblad vrijdag.
In het familiebedrijf was naast de exploitatie van de beenhouwerij meer dan drie miljoen euro vastgoed ondergebracht. Het gaat om het pand dat dienst doet als woning én als beenhouwerij, een appartement aan de kust, verhuurde appartementen en garageboxen.
Het tarief van de erfbelasting voor familiebedrijven is 3 procent.
De Vlaamse Belastingdienst was van oordeel dat de gebruikelijke tarieven van de erfbelasting van toepassing waren. Voor een zoon is dat 3 procent op de eerste schijf van 50.000 euro, 9 procent op het deel tot 250.000 euro en 27 procent daarboven.
Maar de rechtbank van Gent oordeelt daar anders over: het gunstregime voor de vererving van een familiebedrijf geldt. De kinderen en de partner betalen dan niet de gebruikelijke progressieve tarieven, maar wel een vast tarief van 3 procent.
Economische activiteit
Het punt van discussie is of de privépanden behoren tot het patrimonium van de familiale vennootschap. Een van de voorwaarden voor het gunsttarief in de erfbelasting is dat sprake is van een reële economische activiteit.
De rechtbank gaat in tegen de Vlaamse Belastingdienst.
Volgens de rechtbank is dat in deze zaak het geval. Daarmee gaat ze in tegen de Vlaamse Belastingdienst, die meent dat bijna alle vastgoed in de vennootschap privévastgoed is en niet tot het familiebedrijf behoorde.
In het betreffende Vlaams decreet zijn twee vermoedens opgenomen die erop wijzen dat een vennootschap geen reële economische activiteit heeft, zoals dat de terreinen en gebouwen meer dan de helft van het totale actief uitmaken. Dat vermoeden is volgens de rechtbank in deze zaak weerlegd.
De Vlaamse Belastingdienst en bevoegd minister van Financiën Matthias Diependaele (N-VA) geven aan dat het vonnis bekeken en geanalyseerd moet worden.
Eenmanszaak
Gaat het om eenmanszaak en geen vennootschap, dan moeten de goederen beroepsmatig geïnvesteerd zijn om in aanmerking te komen voor het gunsttarief voor familiebedrijven. Onroerend goed bestemd voor bewoning kan niet genieten van het voordeeltarief.
Bron: De Tijd