GEEN INTERPRETATIE MEER VOOR TIENJARIGE AANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING

10 jarige aansprakelijkheidsverzekering
10 jarige aansprakelijkheidsverzekering

GEEN INTERPRETATIE MEER VOOR TIENJARIGE AANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING

ONTDEK HIER VOOR WIE DE VERZEKERINGSPLICHT ECHT GELDT

Sinds 1 juli 2018 worden zowel aannemers als architecten verplicht om hun tienjarige aansprakelijkheid te verzekeren voor bouwvergunningen die na die datum worden toegekend. Gedurende tien jaar zijn zij aansprakelijk voor gebreken in het door hen opgerichte gebouw. Toch heerste er nog enige onduidelijkheid over welke bouwberoepen de nieuwe aansprakelijkheidsverzekering moeten afsluiten en welke niet. Op 6 juni beloofde minister van Werk, Economie en Consumentenzaken, Kris Peeters, meer duidelijkheid en die is er nu. In dit artikel komt u te weten in hoeverre u verplicht bent, of niet.

WAT BETEKENT DE TIENJARIGE AANSPRAKELIJKHEID?

Het is niet onoverkomelijk dat er na de constructie van een bouwwerk nog heel wat gebreken kunnen opduiken. Soms kunnen gebreken snel opduiken, maar ook jaren na de bouw kunnen er zich nog problemen voordoen. De tienjarige aansprakelijkheid staat beschreven in de artikels 1792 en 2270 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek. Bij slecht onderhoud en slijtage valt de verantwoordelijkheid van de problemen bij de bouwheer. Bij gebreken die een bedreiging vormen voor de stevigheid, stabiliteit of waterdichtheid van het gebouw, valt de verantwoordelijkheid bij de aannemer of architect, en dit gedurende tien jaar. Het begrip ‘ernstig gebrek’ wordt vaak door iedereen anders geïnterpreteerd, maar ook voor lichte of verborgen gebreken worden aannemers en architecten verantwoordelijk gesteld. Lichte gebreken zijn voornamelijk gebreken die niet konden worden ontdekt tijdens de voorlopige oplevering, maar die geen gevaar vormen voor de stabiliteit van het gebouw. Echter vallen deze niet onder de tienjarige aansprakelijkheid, waardoor er voor aannemers en ingenieurs geen verzekeringsplicht geldt. Een belangrijk punt is het tijdstip waarop de aansprakelijkheid juist van start gaat. Wanneer er slechts een oplevering is geweest, loopt de aansprakelijkheid vanaf die oplevering. Is er een dubbele oplevering voorzien? Dan wordt er aangenomen dat de aansprakelijkheid start op het ogenblik van de definitieve oplevering. Wanneer er herstellingswerken gebeuren, begint er een nieuwe aansprakelijkheidstermijn van tien jaar te lopen, tenzij contractueel anders overeengekomen.

WET (WAS) VOOR INTERPRETATIE VATBAAR

Rond de tienjarige aansprakelijkheid waren er tot voor kort nog enkele onduidelijkheden. Zo was nog niet goed vastgelegd welke beroepen precies de verzekering moesten afsluiten. De wetgeving liet daar voor bepaalde beroepen nog ruimte tot interpretatie. Kris Peeters bracht begin juni duidelijkheid en bevestigde dat de verplichting enkel geldt voor actoren die de ruwbouw realiseren. Toch zijn er spelers op de markt die deze visie niet delen en ervan overtuigd zijn dat er nog interpretatie mogelijk is.

VERPLICHTING

Voor een speler binnen de bouwsector geldt de nieuwe wet betreffende de verzekering van de tienjarige aansprakelijkheid. Alle spelers zijn vanaf 1 juli 2018 verplicht om zich te verzekeren voor deze aansprakelijkheid. Er zijn enkele kenmerken waaraan uw werf moet voldoen om gebonden te zijn aan de verzekeringsplicht:

  • de werf heeft betrekking op een woning: eengezinswoning of appartement;
  • de werken zijn gelinkt aan de gesloten ruwbouw van een woning;
  • ze geldt voor alle stedenbouwkundige vergunningen die na 1 juli 2018 verleend werden en waarbij dus de tussenkomst van een architect verplicht was.

Met andere woorden: elke aannemer die in de opbouwfase van de ruwbouw effect heeft op de stabiliteit van de constructie, is verplicht om de verzekering af te sluiten.

Tot nu toe vielen enkel architecten onder de wettelijke verplichting om hun aansprakelijkheid te verzekeren, met name de extracontractuele, contractuele en tienjarige aansprakelijkheid. In dit artikel gaat het alleen over deze laatste. De beroepsaansprakelijkheid is te onderscheiden van de tienjarige, maar werd in de praktijk samen verzekerd met de andere aansprakelijkheden in dezelfde verzekeringsovereenkomst.

In 2007, het jaar dat architecten wettelijk verplicht werden, vocht de Orde van Architecten de discriminatie t.o.v. andere bouwactoren aan voor het Grondwettelijk Hof. Het is namelijk zo dat wanneer het slachtoffer schade heeft, hij niet onmiddellijk weet wie er in de fout is gegaan. Daarom kan hij meerdere partijen aansprakelijk stellen, met name de architect en aannemers. Wanneer de rechter niet duidelijk kan vaststellen wie in welke mate verantwoordelijk was voor de schade, gaat hij over tot een solidaire veroordeling van deze partijen. In geval van zo’n in-solidumveroordeling mag het slachtoffer kiezen wie van de aansprakelijke partijen de schade moet vergoeden. De schadelast viel daarbij het vaakst bij de verzekeraar van de architect, daar deze zich verplicht moest verzekeren. Het Grondwettelijk Hof oordeelde daarop dat er wel degelijk sprake was van een discriminatie tussen de architect en de aannemers, en besliste dat andere beroepen die betrekking hebben op de ruwbouw van woningbouw, ook de aansprakelijkheidsverzekering moesten afsluiten. Aannemers en andere professionals uit de bouwsector hadden een vergelijkbare aansprakelijkheid, maar geen verzekeringsplicht. Door de nieuwe wet worden alle actoren binnen de bouwsector voor woningwerven verplicht de verzekering af te sluiten. De verzekering dekt de aansprakelijkheid voor schade die de sterkte of stabiliteit van de gesloten ruwbouw van het gebouw in gevaar kan brengen. Daarbij wordt een verzekeringsattest verkregen. Het attest moet voor de aanvang van de werken worden voorgelegd aan de bouwheer. Daarnaast heeft de architect het recht om dit bewijs van dekking te vragen. Zonder attest kan een strafrechtelijke boete tussen 208 euro en 80.000 euro worden gevorderd. De nieuwe regeling zal een belangrijke impact hebben op de bouwsector en de bescherming van de consument enorm bevorderen.

TOEPASSINGSGEBIEDEN

De wet is, zoals gezegd, specifiek over de aard van de bouwplaatsen waar de verzekering verplicht is. Zo is ze vereist voor alle werken of diensten die uitgevoerd worden op woningen die bewoond zullen worden door gezinnen of alleenstaanden. Voor publieke en andere gebouwen is het niet verplicht om zo’n verzekering af te sluiten. Dat komt omdat de wetgever in de eerste plaats de consument wil beschermen.

De werken moeten betrekking hebben op de gesloten ruwbouw van een woning, waaronder funderingswerken, buitenmuren en dakconstructies. Er moet tevens een bouwvergunning of stedenbouwkundige vergunning voor verkregen zijn.

Alle actoren die de gesloten ruwbouw realiseren, moeten een tienjarige aansprakelijkheidsverzekering aangaan. Denk maar aan algemene aannemers, aannemers voor metselwerk, dakdekkers, plaatsers van buitenschrijnwerk, ingenieurs of ontwerpbureaus.

Toch is er de afgelopen tijd nog heel wat onduidelijkheid geweest over wie er daadwerkelijk verzekeringsplichtig was. Dat probleem vond zijn oorsprong in het feit dat de wet geen definitie bevatte van ‘gesloten ruwbouw’. In de wet was niet (goed) vermeld of het alle aannemers die werken aan de gesloten ruwbouw, betrof, of ook aannemers wiens werken een effect kunnen hebben op de ruwbouw. Denk maar aan een gat dat geboord wordt voor elektriciteitsvoorzieningen en de stevigheid kan aantasten.

Federaal vicepremier, minister van Werk, Economie en Consumenten, Kris Peeters, beloofde daarom op 6 juni meer duidelijkheid hierover. Naar aanleiding van een parlementaire vraag kwam dan het verlossende antwoord van de minister: “Enkel de aannemers, architecten en andere dienstverleners in de bouwsector die prestaties of werken uitvoeren die de gesloten ruwbouw realiseren, zijn onderworpen aan de verzekeringsplicht.” Uiteraard is het ook voor alle andere bouwactoren mogelijk om zich te verzekeren voor hun aansprakelijkheid, maar op hen is er geen verplichting van toepassing.

HOE WERKT DE VERZEKERING?

Volgens de wet zijn er enkele zaken die in de verzekering moeten worden inbegrepen. In de eerste plaats worden de bouwactoren voor tien jaar vanaf de aanvaarding van de werken verzekerd voor alle materiële en immateriële schade die risico’s inhouden met betrekking tot de stevigheid, stabiliteit of soliditeit van de gesloten ruwbouw. Ook waterdichtheid behoort daartoe. De verzekering moet worden afgesloten voor de aanvang van de werken.

De persoon die uiteindelijk aansprakelijk kan worden gesteld door de bouwheer, is diegene die zich juridisch verbonden heeft tot het uitvoeren van de bouwwerken. Wanneer een aannemer een onderaannemer inschakelt, moet de aannemer instaan voor de tienjarige aansprakelijkheid van deze onderaannemer. Vandaar dat de wet voorziet in een automatische dekking voor die onderaannemer. Wanneer u een verzekering afsluit, bent u onderworpen aan een wettelijk verzekerd minimumbedrag per schadegeval. Zo moet minstens de wederopbouwwaarde van het gebouw dat men opricht of renoveert, worden verzekerd wanneer deze lager ligt dan 500.000 euro. Wanneer de wederopbouwwaarde hoger ligt dan 500.000 euro, dan mag de verzekeringsmaatschappij zich in zijn polis beperken tot dat bedrag.

Deze bedragen zijn onderworpen aan de ABEX-index 648. Aan de ABEX-index van het tweede semester 2018 (789) stijgt dat bedrag van 500.000 euro naar 608.796,30 euro. Uiteraard kan een aannemer zich wel verzekeren voor een hoger bedrag.

FORMULES VERZEKERINGEN

De wet voorziet drie formules: de individuele werfpolis, de jaarpolis (abonnementspolis) of de globale polis per werf. De meest voordelige formule voor het merendeel van de verzekeringsplichtigen is de abonnementsformule. Er wordt in deze formule rekening gehouden met het aantal werven dat een aannemer uitvoert. Er wordt ook rekening gehouden met het risicoprofiel van de verzekeringnemer. Iets wat hij volledig zelf in de hand heeft, in tegenstelling tot de globale polis. Het is voordeliger en brengt minder administratieve rompslomp met zich mee.

Het afsluiten van een globale polis per werf brengt ook heel wat voordelen met zich mee, maar komt het best van pas voor aannemers en architecten die op specifieke werven werken, niet enkel aan woningbouw doen of vaak technische moeilijkheden ondervinden. Via een globale polis per werf zijn alle partijen verzekerd, wat de hogere premie voor de globale polis per werf verklaart. Sinds de verzekeringswet begin juli van start ging, is er een heuse trend te merken. Zo merken de verzekeringsmaatschappijen dat er voornamelijk voor abonnementspolissen wordt gekozen.

Vanaf het moment dat er voldaan werd aan de wettelijke verplichtingen, kunnen er ook garanties worden toegevoegd aan de verzekering. Daar zit geen verplichting op, maar wanneer men wil afwijken van de voorschriften van de wet, mag men verzekeren wat men wil, bijvoorbeeld rechtsbijstanddekking ten voordele van het bouwbedrijf. Bij het berekenen van de prijs van de verschillende verzekeringen spelen er heel wat zaken mee. Een normale, hedendaagse woning zonder technische moeilijkheden kan meestal verzekerd worden voor minder dan 1% van de ruwbouwwaarde.

EVENWICHT VERZEKERING EN CONSUMENT

Bij het opstellen van de wet wou de wetgever voor een evenwicht zorgen tussen de bescherming van de consument/privépersoon en anderzijds de verzekeringsplichtige. Als we het vergelijken met de situatie in Frankrijk, is de tienjarige aansprakelijkheidsverzekering in België veel goedkoper. Dat komt omdat ons buurland ervoor kiest om veel meer kosten te dekken, wat uiteraard effect heeft op het uiteindelijke kostenplaatje van de verzekering.

 

AANBIEDERS:
– AG Insurance
– Allianz Verzekeringen
– AXA Verzekeringen
– Be-Stronger
– Ethias Verzekeringen
– Federale Verzekering
– HDI Global SE
– KBC Verzekeringen
– Vanbreda Risk & Benefits

Bron: architect.pmg.be
Print Friendly, PDF & Email